25e zondag door het jaar C - 2025

Zusters en broeders,

In de eerste lezing beschuldigt de profeet Amos de rijken en de machtigen keihard van bedrog en machtsmisbruik. Ze wachten ongeduldig tot de sabbat voorbij is, dan kunnen ze mensen weer op alle mogelijke manieren bedriegen en uitbuiten. Maar Amos laat er geen twijfel over bestaan: God vergeet dat niet.

Zijn kritiek is helemaal niet tijdgebonden, integendeel, hij is brandend actueel in onze tijd van mensenhandel, machtsmisbruik, volkerenmoord en brutale strijd tegen iedereen die zich durft inzetten voor mensenrechten, gezonde natuur en gezond milieu.

In het evangelie gaat Jezus daar dieper op in. Hij zag dat geld iedereen in zijn greep kon krijgen, en dat goedheid en eerlijkheid vaak moesten wijken voor eigenbelang. Daarom vertelt Hij de parabel van de onrechtvaardige rentmeester. Op het eerste gezicht is dat een vreemd verhaal. De rentmeester die zijn werk niet goed heeft gedaan wordt ontslagen, maar bedriegt zijn heer nadien nog meer dan vroeger: hij scheldt de schuldenaren een deel van hun schulden kwijt, in de hoop dat zij hem later zullen helpen. En tot onze verbazing prijst de heer hem om zijn sluwheid.

Wat wil Jezus hiermee zeggen? Niet dat we oneerlijk moeten zijn of mensen moeten bedriegen. Integendeel, Hij zegt: kijk hoe slim mensen soms zijn als het gaat om geld, bezit en voordeel. Heel veel energie, creativiteit en vindingrijkheid steken ze daarin! Maar hoeveel energie steken zij in dingen die echt tellen, dingen van God?

Welke mensen zijn wij? We zijn volgelingen van Jezus, Hij noemt ons zelfs ‘kinderen van het licht’. En Hij nodigt ons uit om vindingrijk en vastberaden te zijn in het goede. Dus om onze talenten, ons verstand en onze mogelijkheden niet alleen in te zetten voor geld en bezit, maar veel meer voor liefde, barmhartigheid en gerechtigheid.

De profeet Amos klaagt mensen aan die de armen uitbuiten. Jezus gaat een stap verder: Hij laat ons zien dat bezit ons kan verblinden. Hij zegt: ‘Je kunt niet tegelijk God dienen en de mammon, het geld.’ Het een trekt ons naar boven, naar God, naar liefde en zorg voor elkaar. Het ander trekt ons naar beneden, naar egoïsme en eigenbelang.

Moeten we dus geld en bezit afwijzen? Nee, want ze zijn nodig om te leven. Maar Jezus vraagt: ‘Wat doe je ermee? Wie of wat staat in je hart op de eerste plaats?’ Geld kan een middel zijn om goed te doen, om anderen te helpen, om relaties op te bouwen. Maar als geld een doel op zich wordt, gaat het ons leven beheersen, en dat maakt ons arm vanbinnen. De onrechtvaardige rentmeester gebruikte geld om vrienden te maken. Jezus zegt: ‘Ook jullie kunnen van je bezit een weg naar vriendschap maken, niet door te bedriegen, maar door gul te zijn, door te delen, door mensen in nood te helpen. Dan wordt je bezit een instrument van liefde.’

We zien dat veel mensen die weinig bezitten zich daar echt voor inspannen, niet alleen door financiële steun, maar ook  door tijd, aandacht, een luisterend oor aan anderen te besteden. En tegelijk zien we dat mensen met overvloed vaak bang zijn om te delen. Dus wijst Jezus ons de weg om niet gebonden te zijn aan de mammon, maar licht te brengen in de wereld.

Zusters en broeders, als christen  kunnen we geen twee heren dienen. Dus moeten we ons de vraag stellen: Wie is mijn heer. Is dat God die ik wil dienen? Of is geld en bezit mijn baas? Streef ik naar eerlijkheid en gerechtigheid, of is geldgewin en rijker worden mijn streefdoel? Laten we bidden dat God de Heer ons de wijsheid geeft om goed om te gaan met de gaven die Hij ons schenkt. Dat we slim en vindingrijk zijn, niet uit eigenbelang, maar om liefde en gerechtigheid te laten groeien. Dan zijn wij werkelijk kinderen van het licht. Amen.