Met de boom des levens wegend op zijn rug (ZJ 353)

Voor het tweede jaar op rij is op Palmzondag niemand mij komen halen in de wei.

Is er dan niemand die optrekt naar Jeruzalem? Wordt Jezus er niet verwacht en zijn er geen mensen om hem toe te juichen en met hem mee op te trekken? De lockdown heeft vanaf maart 2020 velen werkloos gemaakt. Ik leef en voel met hen mee.

Bekend in de bijbel

Ik blijf bereid lastdier te zijn, behulpzaam voor mensen onderweg. In de bijbel telde ik mee. En wie me bezat, was blij en zelfs rijk. Abraham kreeg tijdens zijn avontuurlijk verblijf en dit van Sara in Egypte van de farao schapen en geiten, runderen en ezels, ezelinnen en kamelen (Gen. 12, 16). Job, de aanzienlijkste man uit het Oosten, had in zijn grote veestapel vijfhonderd ezelinnen (Job. 1,3).

Als ezel was ik de compagnon van de gewone man, maar ook bij koning David stond ik in aanzien. Absalom, zijn zoon kwam tegen zijn vader in opstand. Hij vlucht op een ezel, geraakt verstrikt met zijn haar en komt om het leven. Een blijvende pijn voor zijn vader. Zijn zoon Salomo deed zijn intrede, gezeten op een muildier (1 Kon. 1,33-39).

Er werd voorspeld dat ik als ezel de Messias zou dragen.

“Jubel luid, gij dochter Sion. Juich, gij dochter Jeruzalem!
Zie, uw koning komt tot u, rechtvaardig en zegevierend;
hij is deemoedig, hij rijdt op een ezel op een veulen,
het jong van een ezelin”' (Zach. 9, 9).

Op weg naar Bethlehem

Dit heb ik mogen doen en ervaren. Ik mocht Jezus dragen, al heel vroeg. Kijk eens naar het schilderij van Bruegel, de volkstelling in Bethlehem. Daar zit Maria, de moeder van Jezus op mijn rug, wanneer zij samen met Jozef optrekt om zich te laten inschrijven. Zij is zwanger.

In de stal had ik een plaats samen met de os. Dit danken we aan Jesaja en zijn lof aan mijn adres en dit van de os. “Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar mijn volk heeft geen begrip” (Jes. 1,3).

Wanneer de ouders met het kind naar Egypte vluchten, ben ik erbij.

Ik kreeg een extra vermelding wanneer Jezus vertelde over de gekwetste man op de weg naar Jericho. De barmhartige Samaritaan tilt hem op en legt hem op de rug van zijn lastdier.

Opgehaald in Betanië

Waarom zou ik dan niet mee opstappen als ik op Palmzondag gevraagd word. Ik hoorde het Hosanna als lof aan mijn berijder, maar ik spitste toch mijn oren of er niet een woord van lof bij was voor de drager, die ik was. Mensen zagen wie erop zat en ze hadden weinig aandacht voor de drager.

Heb je ooit gehoord wat de ezel van Hodja heeft beleefd?

Er was eens een jongen, Hodja was zijn naam. Hodja vroeg zijn vader:

"Wat moet ik doen om gelukkig te zijn? "

Zijn vader, een wijs man, antwoordde: "Kom pak je rugzak en je ezel en we gaan op reis". Zijn vader zette Hodja op de ezel, zelf liep hij ernaast en zo vertrokken ze. Ze kwamen onderweg een aantal mensen tegen.  Hodja hoorde ze zeggen: "Zie daar de wereld op zijn kop. De jeugd heeft geen respect meer voor de ouderdom. Die gezonde jongen rijdt op een ezel, terwijl zijn arme, vermoeide vader nauwelijks vooruitkomt."

Toen Hodja dit hoorde, stond hem het schaamrood op de kaken. Hij stapte af en stond erop dat zijn vader verder zou rijden. Zo liepen ze voort, nu de vader op de ezel en de jongen te voet. Even later kwamen ze weer mensen en weer hoorde Hodja ze over hen praten:"Moet je dat zien! Wat een ontaarde vader, die zelf lekker op de ezel zit en zijn kind laat lopen."

Na dit verwijt besloot de vader om samen met zijn zoon op de ezel te gaan zitten. Zo vervolgden ze hun weg, tot zij mensen tegenkwamen die zeiden:"Kijk, dat arme beest! Zijn rug zakt door onder het gewicht van hen beiden, wat een dierenbeulen!"

De vader besloot een nieuw plan te volgen en zei tegen zijn zoon: "Laten we afstappen. Het is beter dat we allebei te voet gaan, dan kan niemand ons nog verwijten maken." Zo liepen ze verder naast hun ezel. Tot een stel voorbijgangers wederom commentaar leverde: “Zie wat voor dwazen er op de wereld zijn. Ze lopen in de brandende zon en geen van beiden denkt eraan op de ezel te gaan zitten."

Daarop vroeg de vader aan Hodja: "Heb je nu antwoord op je vraag?" en vervolgde: "Je hebt het gezien, mijn zoon. Hoe je je ook gedraagt, op en aanmerkingen zullen altijd je deel zijn. Volg daarom je hart en vorm je eigen mening. Vertrouw op jezelf en het is goed!"

Wanneer Jezus in Jeruzalem aankwam en de tempel binnen ging, werd de sfeer conflictueus. Jezus was geërgerd door het gesjacher op het tempelplein. De hogepriesters en Schriftgeleerden waren verontwaardigd omdat de kinderen bleven roepen: “Hosanna, zoon van David” (Mat 21,12- 17).

Wij zijn die avond naar Betanië teruggekeerd en zij hebben mij, ezel van dienst, zoals afgesproken naar de plaats geleid, waar ze mij hadden opgehaald (Mc. 11,1-11). Er had nog nooit eerder iemand op mijn rug gezeten. Sinds die dag ben en blijf ik de palmezel.

Op Palmzondag

Palmzondag, de inzet van de Goede Week, van de grote week. Een week van vernedering en verheffing voor Jezus, zoals het wordt bezongen in de mooie hymne uit de brief aan de christenen van Filippi. Het is als een ouverture van de Goede Week.

Hij die op Palmzondag op de rug van een ezel Jeruzalem binnenging, trekt op Goede Vrijdag als een veroordeelde de stad uit, beladen met een kruis. Hij is het lam, dat de zonden en de lasten van de wereld draagt. Hij is als het ware de zondenbok, die de woestijn wordt ingestuurd.

Jezus heeft gezegd dat wij met onze lasten naar hem toe mogen gaan. Wij leggen ons kruis naast het zijne. Dit gebeurt door de kruisdragers bij een boeteprocessie en door jongeren en ouderen die tijdens een gebed rond het kruis neerknielen en met hun voorhoofd of een hand de kruisbalk aanraken. Zoveel kruisen worden naast het zijne gelegd. Hij is de grote drager. “Zelf zijn kruis dragend; trok Jezus de stad uit naar Golgota” (Joh. 19,19)

 

Op zijn kruisweg werd een voorbijganger die van het veld kwam, Simon van Cyrene, opgevorderd om het kruis van Jezus te dragen (Mc. 15,21). Sindsdien neemt hij zijn plaats in op de vijfde statie van de kruisweg om dan bij de zesfde statie opgevolgd te worden door Veronica. Beide zijn doorheen de geschiedenis actief gebleven. Zij hadden hun handen vol tijdens de coronapandemie. Gelukkig wanneer we op mensen mogen beroep doen op onze tocht. Dank voor elk teken van goedheid. Dank aan Jezus op wie we betrouwen. Hij is de man, die aan geen enkele nood voorbij gaat.

Dank

Dank U, Heer, voor de bloemen op mijn weg,

Ze zijn klein, soms loop ik eraan voorbij,

Maar ze geven kleur aan mijn weg.

Dank voor de mensen die zijn als bloemen,

’t zijn misschien maar voorbijgangers,

Maar zonder hen zou het maar grijs zijn.

Dank voor de vogels langs mijn weg,

Zij fladderen zomaar voorbij,

Te snel om iets tegen te zeggen,

Maar zij zijn de muziek op mijn weg.

Dank voor de mensen die zijn als vogels,

Ik ken ze vaak niet bij naam,

Maar een glimlach of een bemoedigend woord,

Geeft soms vleugels.

Dank voor de wegwijzers op mijn weg,

Ik kom ze maar af en toe tegen,

Op kruispunten of gewoon langs de weg

Om te bevestigen dat ik de goede richting uitga.

Dank voor de mensen die zijn als wegwijzers,

Zonder hen zou ik soms niet weten waarheen te gaan.

Dank voor de lastdieren die mee mijn weg afleggen,

Ze gaan soms wat voor mij, achter mij of langs mij,

Maar ze zijn er steeds als ik wat wil rusten.

Dank voor de mensen die zijn als lastdieren,

Neen, ze zijn niet lastig hoor,

Ze zijn als trouwe tochtgenoten

Die me over mijn weg dragen, waar nodig.

Dank voor de zon,

Want zij geeft licht, warmte, kracht om te leven.

Dank voor Jezus, die is als de zon.

Dank u Heer.

(Katrien Kùti in Jona 1996-97, n° 2)

Heer, geef mij kracht wanneer ik zelf geroepen word om lastdier te zijn.

Wanneer iemand me vraagt of dit niet te lastig is, laat me, zoals de jonge kerel uit Boys town oprecht antwoorden: “Hij is niet zwaar. Hij is mijn broertje.”