Beste vrienden,
Broers en zussen! Ze kunnen elkaar zodanig in de haren zitten dat de stukken ervan af vliegen en de deuren met een luide klap dichtslaan. Maar wanneer ze dan een keer alleen zijn, en zeker s’avonds, dan missen ze mama en Papa zo erg...
En wanneer mama en papa dan s’avond laat thuiskomen, dan merken ze dat een van de kamers leeg is en dat grote en kleine zus, die de hele dag op voet van oorlog hebben geleefd, nu in hetzelfde bed, lepeltjesgewijs heel dicht bij mekaar vredig liggen te slapen. Een vertederend en hartverwarmend beeld!
Maar het is vooral ook een oeroud instinct, dat ons mensen op dat ogenblik te hulp komt.
Altijd wanneer wij ons zo verschrikkelijk alleen gelaten voelen – zo alleen en verlaten zoals de leerlingen van Jezus zich toen, in Jeruzalem, moeten gevoeld hebben – dan komt dat instinct ons te hulp.
De handelingen van de Apostelen vertellen het ons: Jezus was weg! Hij had hen gezegd dat hij naar de Vader ging, en dat dat ook voor hen goed was. Maar dat veranderde niets aan het feit dat ze nu helemaal alleen waren. En ze voelen zich ook zo: helemaal alleen en in de steek gelaten. En wat doen ze dan? Ze volgen het oeroude instinct dat ons mensen in dergelijke situaties laat overleven. Ze gaan naar de bovenzaal, een voor hen bekende ruimte in Jeruzalem, waar ze zich veilig voelen. En ze zijn daar niet alleen: Maria, de vrouwen, Jezus’ broers en zussen, al diegenen die gelijkaardig voelen, ze komen dicht, zeer dicht bij elkaar, en proberen die vreselijke tijd samen te verdragen. De tijd tussen hemelvaart en Pinksteren – het oertype voor een tijd van eenzaamheid, leegte en verlatenheid. Dergelijke tijden komen in ons leven meer voor dan we voor mogelijk houden. Dat begint al bij de kinderen. Mama en papa - bescherming en veiligheid, vooral in de donkere nacht – zijn er gewoon niet... Een gevoel zoals bij Hans en Grietje in het grote donkere bos: alles duister, en dan ook nog bitter koud, het soort van kou dat mensen altijd voelen wanneer ze alleen zijn, wanneer ze zich in de steek gelaten voelen: wanneer een partner er, na lange jaren samen, plots niet meer is; wanneer het leven leeg wordt en er een heel eigen kilte intrek neemt in huis; wanneer je verlaten werd omdat een van beiden, na lange afmattende en vermurwende maanden, er een finale streep onder getrokken heeft...
Dan wordt de kleinste kamer een reusachtige zaal, stikdonker en vooral ook zeer koud. Het gevaar om in die kou, in dat gevoel van verlatenheid, verstrikt te geraken en verloren te lopen, is zeer groot. En veel mensen gaan er dan ook aan tenonder.
De impuls, die vanuit het diepste innerlijk van de mens komt, is een heel andere. De leerlingen in Jeruzalem doen het ons voor: ze kruipen dicht bij elkaar. Weg uit de eigen muren, naar een plaats waar ook anderen zijn, waar ik kan beleven en aanvoelen dat ik met mijn alleen zijn niet de enige ben. Waar we elkaar terug kunnen oprichten, troosten en bemoedigen. In dergelijke tijden tussen Hemelvaart en Pinksteren kan je maar één ding doen: bijeenkruipen, elkaar heel stevig vasthouden, en samen uithouden wat niet veranderd kan worden. Dan mogen ook de diepe meningsverschillen die er gisteren nog waren geen rol meer spelen. In zulke tijden heb je ook kansen om terug contact op te nemen met iemand die je misschien al jaren uit het oog verloren hebt.
Want geen enkel bos kan zo donker zijn, dat ik er niet hand in hand met iemand anders door zou kunnen geraken. Dat zien we zelfs aan de kerkelijke kalender: Na Hemelvaart, de dag van het afscheid, komt Pinksteren. En wie angstig en terneergedrukt was, wordt nu met nieuwe kracht vervuld. Ze worden gegrepen door een nieuwe levendigheid. De Geest van God bekommert zich om de mensen.
De tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren, die tijd van eenzaamheid en verlatenheid, we moeten hem uithouden. We kunnen hem samen uithouden. En samen kunnen we het ook aan, want die tijd blijft niet duren. Pinksteren komt, heel zeker – en dikwijls zelfs nog veel vlugger dan je denkt. Amen